Selecteer een pagina

Blog Parijs

‘Musea, kerken, begraafplaatsen en de rest’

17 t/m 22 april 2013

Naambordje Boulevard de la Madeleine in Parijs

Musées parisiens

‘Het is niet dat ik Parijs niet leuk vind, maar de musea zijn allemaal hetzelfde.’ Zo zei een vriend van me afgelopen week, toen ik vertelde dat ik het enorm naar m’n zin had gehad in de Franse hoofdstad. Hij is (net als ik) een fan van Londen en Berlijn, maar met Parijs heeft ie minder. Ik niet. Ik vind de stad geweldig, de musea zijn fantastisch en de begraafplaatsen zijn legendarisch. En zelfs Fransen zijn best aardig.

Aardige Fransen

Vooral dat laatste levert ongelovige reacties op. Fransen? Aardig? Écht? Ja, eigenlijk wel. Zolang je je best doet om een paar woordjes Frans te spreken, dan is het allang goed. Als ze merken dat je iets te lang na moet denken om de Franse woorden in je hoofd te vertalen, wordt er zonder morren overgeschakeld op Engels. Om een voorbeeld te geven: toen ik naar Versailles wilde en daar een speciaal metrokaartje voor moest kopen bij de automaat, legde ik bij de informatiebalie uit dat ik niet precies wist wat voor een kaartje ik moest kopen. De man verwees me naar de automaat. ‘Ah,’ dacht ik, ‘die laat het me zelf uitzoeken.’ Maar toen kwam ie achter het loket vandaan en kocht het kaartje voor me. En toen ik in een crêperie na afloop van het eten nog even in de reisgids stond te staren, riep een van de medewerkers van het restaurant meteen ‘do you need some help?’ Om maar te zeggen: het kan dus wel.

Musea, kerken, begraafplaatsen en de rest

Musea, kerken en begraafplaatsen, en de rest. Het is een wat vreemde combinatie, zeker, maar in de praktijk kan ik mijn weekje Parijs best aan die drie kapstokken ophangen. Waarbij ‘de rest’ staat voor de Eiffeltoren, de Arc de Triomphe en Versailles.

Het Louvre

Natuurlijk is het Louvre veel te groot. Het is dermate groot dat je er gemakkelijk dagen door kunt brengen en aan het einde van je bezoek moet concluderen dat je nog lang niet alles gezien hebt. Het gebouw alleen al spreekt tot de verbeelding, met de eindeloze gangen, de plafondschilderingen en de gigantische glazen piramide van I.M. Pei boven de ingang (er staan nog enkele kleinere exemplaren, elders op de binnenplaats).

Het Louvre in Parijs

Mona Lisa

Maar allereerst is het Louvre het museum van de Mona Lisa. Niet dat het schilderij zo bijzonder is, behalve dan dat het De Mona Lisa is. Oftewel: het beroemdste schilderij ter wereld. Het is alleen al leuk om het te gaan zien vanwege alle commotie eromheen. In heel het Louvre staan richtingaanwijzers die aangeven welke kant de bezoekers op moeten voor de Mona Lisa. En als je in de juiste zaal bent aanbeland moet je in de rij aansluiten om een glimp, meer is het niet, van de vrouw met de meest mysterieuze glimlach uit de kunstgeschiedenis op te vangen. Het zit verstopt achter een dikke laag glas en dan nog moet je van meters afstand kijken. O ja, wel oppassen voor zakkenrollers; een week eerder had het personeel van het Louvre nog gestaakt uit protest tegen het grote aantal zakkenrollers en de leiding die er te weinig tegen zou doen.

Looking at the Mona Lisa in het Louvre in Parijs

Venus van Milo

Omdat het Louvre zo belachelijk groot is, doe je er beter aan om rustig op je gemak door alle zalen te slenteren. Af en toe wordt je blik dan naar een schilderij of een beeldhouwwerk getrokken. De Kantwerkster van Johannes Vermeer, waarvan ik me niet had gerealiseerd hoe beláchelijk klein het eigenlijk is, Johannes de Doper van Leonardo da Vinci, dat een veel mooier schilderij is dan de Mona Lisa en een mij onbekend schilderij van Rembrandt genaamd Filosoof in Meditatie. Dat het onbekend is, is niet zo gek; het wordt door de helft van de kenners niet eens aan Rembrandt toegeschreven. En er is de Venus van Milo, ook weer zo’n werk dat dermate beroemd is dat het in werkelijkheid alleen maar tegen kan vallen. De ophef eromheen is weer komisch; wat zou ze er zelf van gevonden hebben? Daar sta je dan. Zonder armen. En iedereen staart je aan en maakt foto’s. Fijn hoor.

Venus van Milo in het Louvre in Parijs

Het Louvre heeft een eigen pagina gekregen. Als je meer informatie wilt over dit prachtige paleis/museum, klik dan op de knop:

Musée d’Orsay

Kunsthistorisch gezien is Parijs het paradijs. Dat komt omdat het drie musea heeft die perfect op elkaar aansluiten. Waar de collectie van het Louvre halverwege de negentiende eeuw ophoudt, neemt het Musée d’Orsay het stokje over. Het is een prachtig gesitueerd museum; nog altijd is het een briljant gegeven om een oud, negentiende-eeuws treinstation te hergebruiken als museum met kunst uit dezelfde periode. Echter, praktisch en overzichtelijk is het niet. De grote ruimte in het midden is ingeruimd voor de grootste beeldhouwwerken, de ruimtes aan de linker- en rechterkant zijn een stuk kleiner en worden gebruikt voor schilderijen van Odilon Redon, Vincent van Gogh, Édouard Manet en Paul Gauguin.

Musée d'Orsay in Parijs

Niet heel bekend, maar heel geestig zijn de tientallen beeldjes van de hand van de negentiende-eeuwse Franse kunstenaar Honoré Daumier. Ik kende ze uit het boek The Best Art You’ve Never Seen van Julian Spalding. Daumier was in de negentiende eeuw vooral actief als lithograaf (hij produceerde er bijna vier duizend) en werkte voor het satirische tijdschrift La Caricature. Dat werk bracht ‘m zo nu en dan in de problemen; ooit moest hij zes maanden de gevangenis in toen hij de koning Louis-Philippe afbeeldde als François Rabelais’ Gargantua. Daumier was ook actief als schilder, maar de beeldjes, karikaturen van allerlei vooraanstaande personen uit het Frankrijk van de negentiende eeuw, maakte hij voor zichzelf.

Het pronkstuk van het museum is de aaneengesloten rij van negen zalen, bovenin het gebouw. Hier hangt Manets Le Déjeuner sur l’Herbe, dat niet onterecht wordt gezien als het beginpunt van de moderne schilderkunst. Het is groter dan ik het me in gedachten had voorgesteld. Nadeel: het is er enorm warm en ook al is het goedbedoeld dat de wanden donker zijn (zo zouden de schilderijen beter uit de verf (ha ha) komen), het zorgt voor een nogal bedompte sfeer, zeker als je al bezoeker vlak daarvoor nog in de ruime, lichte hoofdruimte van het museum stond.

Musée de l’Orangerie

Wie naar het Musée d’Orsay gaat, kan ook meteen een kaartje kopen voor het Musée de l’Orangerie. Ik kan die combinatie van harte aanbevelen. De musea liggen op tien minuten lopen van elkaar en vullen elkaar perfect aan. Het Musée de l’Orangerie biedt allereerst onderdak aan acht gigantische schilderijen met waterlelies van Claude Monet, in de laatste levensjaren gemaakt terwijl hij in Giverny woonde. Ze zijn te bezichtigen in twee ovaalvormige zalen met elk vier schilderijen die achter elkaar liggen. De grootste schilderijen zijn tien meter breed en zelfs al ben je niet in het bijzonder geïnteresseerd in de impressionisten (zoals ondertekende), het zijn prachtige, indrukwekkende doeken.

Musée de l'Orangerie in Parijs

In de kelder of, dat klinkt wat stijlvoller, het souterrain van het Musée de l’Orangerie bevindt zich nog een verzameling schilderijen die niet onder hoeft te doen voor het Musée d’Orsay. Het is de collectie Walter-Guillaume, de verzameling van kunsthandelaar Paul Guillaume. Na zijn dood trouwde z’n weduwe met architect Jean Walter en zette de collectie voort. Na haar overlijden liet ze de werken na aan het Musée de l’Orangerie. Het is een indrukwekkende verzameling kunst, met werken van Chaim Soutine, Amedeo Modigliani, Paul Cézanne, André Derain, Henri Rouseau en Pierre-Auguste Renoir. Vooral voor de schilderijen van Modigliani wordt tegenwoordig een vermogen neergeteld en het Musée de l’Orangerie heeft verschillende werken van de kunstenaar hangen.

Centre Georges Pompidou

Voor wie het Musée d’Orsay en het Musée de l’Orangerie niet modern genoeg is, kan nog terecht in het Centre Georges Pompidou, wat de gebruikelijke naam is van het Musée National d’Art Moderne. Het is typisch een museum waarvan het gebouw, naar een ontwerp van Renzo Piano en Richard Rogers, zelf beroemder is dan de collectie zelf, maar daarmee zou de kunst schromelijk te kort worden gedaan. Het Pompidou behoort samen met het MoMA in New York en het Tate Modern in Londen tot de drie meest vooraanstaande musea voor moderne kunst ter wereld.

Wie het museum bezoekt, moet eerst via de roltrappen aan de buitenzijde van het pand naar de vijfde verdieping. Daar word je allereerst door de belangrijkste kunststromingen van het begin van de twintigste eeuw geleid. Dat gebeurt zeer gestructureerd; de grote ruimte is ingedeeld in kleinere ruimtes waarbij elk deel staat voor een bepaalde stroming. Elk gedeelte bevat een keurige, duidelijke omschrijving van wat de stroming behelst en die omschrijving is dermate goed gedaan dat het ook voor een leek goed te begrijpen is. De indeling met de kleinere ruimtes werkt wel onnodig claustrofobisch. Als je zo’n prachtige, ruime verdieping tot je beschikking hebt, waarom die dan niet wat efficiënter gebruiken?

Centre Georges Pompidou in Parijs

Een verdieping lager is ruimte voor kunst van na 1960. Dat is een spannend allegaartje waarbij kunstenaars als Bridget Riley, Joseph Beuys, Gerhard Richter, Andy Warhol en Claes Oldenburg schouder aan schouder staan met hedendaagse, onbekendere namen.

Het Centre Pompidou heeft een eigen pagina gekregen. Als je meer informatie wilt over dit prachtige museum, klik dan op de knop:

Musée du Quai Branly

En dan? Kan ja na het Centre Georges Pompidou nog moderner? Nee, dat niet. Maar Parijs telt wel nog minimaal één kunsthistorisch museum dat de moeite van het bezoeken absoluut waard is. Voor wie wil weten waar de maskers uit het atelier van André Breton, te bezichtigen in het Pompidou, vandaan komen en waar de kubisten in het algemeen hun inspiratie vandaan haalden, kan een kijkje nemen in het Musée du Quai Branly, dat is bedoeld als museum voor kunst uit Amerika, Azië, Afrika en Oceanië. Vooral uit Afrika en Oceanië is, met dank aan het Frans kolonialisme, veel werk te zien.

Musée du Quai Branly in Parijs

Ironisch genoeg is het aan de missionarissen te danken dat veel werk bewaard is gebleven. Als het niet ter plekke was vernietigd als afgodsbeeld, werden de werken meegenomen naar het westen om aan te tonen hoe verwilderd de bevolking was. Het Musée du Quai Branly. Kleurrijk van buiten, kleurrijk van binnen.

Cimetières de Paris

April in Paris, dankzij Cole Porter wereldberoemd.

April in Parijs

Notre Dame de Paris

Volgens de overlevering is Parijs op het Île de la Cité ontstaan. In werkelijkheid is dit niet zo; de oudste nederzettingen van Lutetia zouden volgens sommigen bij het Quartier Latin liggen, volgens anderen bij voorstad Nanterre, maar het île de la Cité is wel een praktische en logische keuze; op het eiland zijn twee van de oudste kerken van de stad te vinden. 1 daarvan is de beroemde Notre Dame de Paris.

Notre Dame in Parijs

Sainte-Chapelle

Dan de wat onbekendere, maar veel sfeervollere Sainte-Chapelle. De naam ‘heilige kapel’ is te danken aan de vrome Lodewijk IX, die rond 1240 de vermeende doornenkroon van Jezus kocht en zijn architect verzocht om er een reliekschrijn omheen te bouwen. Architect Pierre de Montreuil nam zijn opdracht serieus en kwam met de Sainte-Chapelle: een prachtige kerk, die in feite uit twee kerken bestaat. De onderste kerk heeft een laag plafond en was bedoeld voor het gewone volk, via een trap aan de zijkant van de ruimte kom je in de bovenste kerk met prachtige, vijftien meter hoge ramen. Dit was de hofkapel van Lodewijk IX. Op dit moment staat die kerk, zoals zoveel gebouwen in de Franse hoofdstad, in de steigers maar je krijgt nog altijd een aardige indruk van de oude grandeur.

Sainte Chapelle in Parijs

Triomfbogen

Je struikelt in Parijs over de triomfbogen. Het lijkt alsof elke overwinning in de Franse geschiedenis is gevierd met de bouw van een nieuwe triomfboog. Ja, de Arc de Triomphe en de Arc de Triomphe de Tuileries mogen als bekend worden verondersteld, maar de stad telt nog meer triomfbogen, zoals de Porte Saint-Denis en de Porte Saint-Martin. Beide poorten staan er tegenwoordig verloren bij in een wat vergane uithoek in het centrum van Parijs en kunnen een opknapbeurt goed gebruiken.

Sacré-Coeur

Ik weet niet of er historisch gezien regels voor zijn, maar de Sacré-Coeur is gebouwd na de nederlaag van de Fransen tegen Pruisen in 1870. In 1877 werd begonnen met de bouw, het uiteindelijke gebouw was pas in 1914 af. Tegen die tijd hadden al verschillende architecten Paul Abadie, de oorspronkelijke ontwerper van de kerk, opgevolgd. Van buiten oogt de Sacré-Coeur als een enorme, kitscherige suikertaart, het interieur is een stuk soberder. Loop naar de achterkant van de kerk en je krijgt een heel andere aanblik.

Sacré Coeur in Parijs

Cimetiere du Pere Lachaise

Père-Lachaise was bij de opening van de begraafplaats, in 1804, helemaal niet zo populair. Net zoals bij The Magnificent Seven in Londen waren de begraafplaatsen ver buiten het centrum van de stad gelegen. Onpraktisch, zo vonden veel inwoners van de Franse hoofdstad. ‘Geen probleem,’ dachten de beheerders van Père-Lachaise, ‘dan verplaatsen we wat beroemde graven naar hier om de begraafplaats extra aantrekkelijk te maken.’ En inderdaad, hetzelfde jaar nog werden de graven van Jean de la Fontaine en Molière naar Père-Lachaise overgeplaatst. Het had het gewenste effect, Père-Lachaise groeide in de jaren hierna als kool. Beroemdheden, variërend van Honoré de Balzac tot Frédéric Chopin en van Yves Montand tot René Lalique liggen hier begraven. Volgens decreet van Napoleon mocht iedereen, ongeacht ras of religieuze achtergrond, op Père-Lachaise worden begraven. Dat is nu nog steeds zichtbaar; tussen de graven is bijvoorbeeld geregeld een Hebreeuws grafschrift te vinden.

Cimetière du Père Lachaise in Parijs
Cimetière du Père Lachaise in Parijs

Beroemde graven

Een begraafplaats met zoveel beroemdheden hoeft niet per definitie ook een mooie begraafplaats te zijn, maar Père-Lachaise is prachtig tegen een heuvel gelegen en is sfeervol. Een gemis zijn de honderden katten die de begraafplaats tot vorig jaar herbergde; ze zijn massaal omgelegd. De drommen toeristen zorgen ervoor dat graven beschermd moeten worden. Op last van de Ierse overheid is voor het graf van Oscar Wilde een plexiglas bescherming geplaatst: het grafmonument van Wilde had te zeer te lijden onder lipstickerosie. Om het graf van Jim Morrison staan dranghekken en alle opschriften die er decennialang op zijn gekalkt zijn weggehaald.

Speciale aandacht voor het graf van Victor Noir: bij leven beroemd als journalist met een zeer groot libido, na z’n dood werd hij vereeuwigd in een bronzen beeld: liggend met de broek half open. De legende gaat dat wie de edele delen aanraakt zelf ook beter in bed presteert. De tenen of het hoofd aanraken mag ook. Opvallend genoeg zijn van het verder groen uitgeslagen beeld juist deze delen in perfecte staat.

Sommige graven van tientallen jaren geleden overleden beroemdheden worden nog steeds goed onderhouden. Het is ontroerend om te zien dat iemand recent bloemen bij het graf van de familie Caillebotte heeft gelegd als eerbetoon aan de schilder en ook Édith Piaf, Amedeo Modigliani en Gertrude Stein zijn niet vergeten.

Cimetière du Père Lachaise in Parijs beroemde graven

Cimetière du Montparnasse

Cimetière du Montparnasse staat enigszins in de schaduw van Père-Lachaise, maar herbergt eveneens een indrukwekkend aantal graven van beroemdheden. Meteen bij de ingang stuit je al op het graf van Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir, een graf dat is bedekt met metrokaartjes. Een klein stukje verder, vlak bij de rotonde, ligt het graf van Serge Gainsbourg. Het is niet te missen vanwege de vele knuffelbeertjes, de tuinkabouter en de (verse) bloemen op het graf. En ook hier weer de tientallen metrokaartjes, al is dit keer het favoriete chanson van Gainsbourg erbij geschreven. Veel Je T’aime… Moi Non Plus, Gainsbourgs onbetwiste evergreen, maar ook verrassendere keuzes als Couleur Café of Aux Armes Et Caetera. Pas achteraf bedacht ik me hoe ironisch het zou zijn geweest om op één van metrokaartjes Le Poinçonneur Des Lilas te schrijven.

Cimetière du Montparnasse in Parijs
Cimetière du Montparnasse in Parijs

Tour Montparnasse

Het Cimetière du Montparnasse is aangelegd op het gebied van drie boerderijen. Daarvan is vrijwel niets meer te zien, behalve de restanten van een molen, rechtsachter op de begraafplaats. Maar het geeft eens te meer aan hoe snel Parijs in de laatste twee eeuwen is gegroeid. Dit gebied was begin negentiende eeuw nog landelijk, nu ligt het net buiten het centrum van de stad. Wie de begraafplaats van boven wil zien kan terecht op de Tour Montparnasse voor een goed uitzicht.

Tour Montparnasse Wolkenkrabber in Parijs

Minstens zo gehaat als de Eiffeltoren is de Tour Montparnasse. Het is een idioot hoog gevaarte, gebouwd naast het Gare Montparnasse. De controverse was dermate groot dat na opening van de toren is besloten dat geen hoge gebouwen meer in het centrum van Parijs mogen worden gebouwd. Alle hoogbouw is nu verbannen naar zakenwijken zoals La Défense. Je kan de Parijzenaars geen ongelijk geven. De Tour Montparnasse is foeilelijk en het winkelcentrum bij de ingang oogt nogal verlopen. Maar bovenop is het uitzicht magnifiek. Je hebt hier sowieso goed zicht op de Eiffeltoren – de enige plaats in Parijs waar dit mogelijk is – en een uitzicht op het Cimetière du Montparnasse.

Het uitzicht tour Montparnasse Wolkenkrabber in Parijs

Cimetière de Montmartre

Cimetière de Montmartre ligt onderaan de beroemde heuvel waar de begraafplaats naar vernoemd ligt. De begraafplaats wordt nogal onbarmhartig doormidden gesneden door de Rue Caulaincourt; het begrip eeuwige rust krijgt hier toch een heel andere dimensie. Ook hier weer een trits beroemdheden met een graf: Hector Berlioz, Dalida, Heinrich Heine, Edgar Degas, Jacques Offenbach, François Truffaut, Gustave Moreau.

Cimetière de Montmartre in Parijs

Net zoals bij Père-Lachaise en het Cimetière du Montparnasse staat bij de ingang een bord met de locaties van de beroemdste graven, maar de kaart is niet altijd even accuraat. Tot twee keer toe zocht ik naar het graf van de betreurde zangeres Dalida, waarvan drie ex-partners zelfmoord pleegden en die zelf in 1987 uit het leven stapte. Volgens de plattegrond ligt ze in een wat sjofele uithoek van de begraafplaats; je gunt haar toch een iets sjiekere locatie. Haar graf is onvindbaar.

Versailles et le rest

‘Oh, look al all those tiny houses! How lovely!’ In de trein naar Versailles zitten Amerikaanse toeristen hun ervaringen van Parijs met elkaar uit te wisselen. Als ze door de buitenwijken van Parijs rijden, vallen ze woningen op die volgens hen nogal klein zijn. Voor de duidelijkheid: een huis in een gemiddelde Nederlandse Vinexwijk doet er niet voor onder. Hun conversatie gaat er verder vooral over hoe koud het is; één van de reizigers was juist vanwege Cole Porters ode aan Parijs April in Paris naar de Franse hoofdstad gekomen. Het weer valt ‘r dus vies tegen. En was de andere toeristen ook de nieuwste zakkenrollerstruc opgevallen? Kinderen die naar je toe komen met een petitie en als je die wilt tekenen, word je bestolen.

Die kinderen waren me inderdaad opgevallen, een paar dagen eerder stonden ze bij de Eiffeltoren, een dag later bij het Louvre. Ik had ze meteen met een boze blik weggekeken, later viel m’n blik op de petitie. Iets over dove kinderen, opgesteld in het Engels. Hoe stom kan je zijn: ten eerste is Frankrijk nog altijd een westerse verzorgingsstaat die echt wel goed voor dove kindertjes zorgt, ten tweede stel je zo’n petitie in eerste instantie voor Franse lezers op, niet primair voor toeristen. Het was niet in me opgekomen dat ze per se kwaad in de zin hadden, maar het hele idee van de petitie had me al oerstom geleken. Bovendien: iedereen die op me komt afgestormd met wat dan ook wantrouw ik per definitie.

Café des 2 Moulins in Parijs

Paleis Versailles

Vanuit station Versailles-Rive Gauche vertrekt een stoet toeristen rechtstreeks naar het wereldberoemde paleis, enkele straten verderop. Het mag dan niet het grootste paleis ter wereld zijn, het is zeker het beroemdste en wie de magnifieke tuinen meerekent komt tot een domein van ruim acht miljoen vierkante kilometer. Die tuinen ja, die nu grotendeels worden gerestaureerd (de restauratiemanie is niet voorbehouden aan Parijs zelf) en waar uit de bosschages constant klassieke muziek op oorverdovend niveau klinkt. Het nut ontgaat me.

The Sun King in Versailles in Parijs
De tuinen van Versailles in Parijs

Maar ik ben een kniesoor. Het Paleis van Versailles is een prachtig bouwwerk, gebouwd in een tijdsbestek van enkele eeuwen. Met de aanleg werd begonnen gedurende de regeerperiode van Lodewijk XIII onder supervisie van architect Louis Le Vau. Het gold indertijd als jachtslot, maar onder de Zonnekoning werd het uitgebreid, omdat Lodewijk XIV jaloers was op Vaux-le-Vicomte, het optrekje van zijn minister van financiën Nicolas Fouquet. Het waren Le Vau, Charles Lebrun en André Le Nôtre geweest die Vaux-le-Vicomte hadden gebouwd en jaloers als de Zonnekoning was, werd Fouquet na een showproces in het gevang gegooid en liet hij Le Vau, Lebrun en Le Nôtre het Paleis van Versailles uitbreiden tot het gigantische bouwwerk dat het vandaag de dag is.

Plafonds in het Versailles in Parijs

Grand Trianon & Petit Trianon

De decadentie beperkte zich niet tot het paleis en de tuinen; verder van het beroemde hoofdgebouw liggen de Grand Trianon en de Petit Trianon, twee kleinere optrekjes die als buitenverblijf golden. In de Grand Trianon kon Lodewijk XIV in alle rust naar de tuin kijken, met zijn geheime tweede vrouw en gouvernante Madame de Maintenon aan zijn zijde. Napoleon beviel de Grand Trianon evenzeer, hij verbleef er met de tweede keizerin, Marie-Louise. Het Petit Trianon is een neoclassicistisch bouwwerk, in opdracht van Lodewijk XV gebouwd voor Madame de Pompadour. Later gold het als het buitenverblijf van Marie-Antoinette die een boerderij liet nabouwen en waar ze zich voor kon doen als melkmeisje.

The Grand Trianon in Versailles in Parijs
The Petit Trianon in Versailles in Parijs

Maar de decadentie van het Paleis van Versailles zou uiteindelijk het einde van de Franse monarchie inluiden. De bevolking leed honger, de staatsschuld liep op en tijdens de Franse revolutie liep het paleis ernstige schade op. Toch is het in de decennia erna een historische plaats gebleven. In de Spiegelzaal werd in 1871 een verenigd Duitsland uitgeroepen en in 1919 het verdrag van Versailles getekend.

Paleis Versailles heeft een eigen pagina gekregen. Als je meer informatie wilt over dit prachtige paleis, klik dan op de knop:

Eiffeltoren

Geliefd was de Eiffeltoren aanvankelijk zeker niet. Guy de Maupassant zou Parijs om de toren hebben verlaten en William Morris ging er elke dag heen om er niet tegenaan te hoeven kijken. Het gevaarte werd gebouwd voor de Wereldtentoonstelling van 1889 en staat symbool voor het honderdjarig jubileum van de Franse revolutie. Tot de opening van het Empire State Building gold het ruim veertig jaar als het hoogste gebouw ter wereld. En zoals dat gaat met iconen: ze zijn de ultieme toeristische trekpleister, met meterslange rijen bezoekers.

Eiffeltoren in Parijs

Arc de Triomphe

Ook de Arc de Triomphe ontkomt niet aan dat lot. Op de triomfboog staan de namen van beroemde slagen vermeld. Een aantal kan ik plaatsen, maar bij de naam Berg op Zoom moet ik toch even achter m’n oren krabben. En ook bij thuiskomst heb ik geen informatie over deze beroemde slag kunnen vinden.

Arc de Triomphe in Parijs

Place des Vosges

Een stad met zo weinig (en dure) woonruimte heeft per definitie een hoop parken die dan ook nog eens volop worden gebruikt. Het Place des Vosges, midden in de wijk Le Marais, is wereldberoemd. Het is het oudste geplande plein van Parijs, in opdracht van Hendrik IV werd in 1605 met de aanleg begonnen, zijn zoon Lodewijk XIII opende het plein zeven jaar later. Le Marais is een heerlijke wijk met oude straatjes en het stadsmuseum van Parijs, het Musée Carnavalet. Het stikt er van de leuke eettentjes en het winkelaanbod is een mix van hippe merken en tweedehands winkeltjes. Le Marais heeft een joodse geschiedenis en dat zie je in een paar straatjes vlak bij het Place des Vosges terug, met chassidische joden, in het zwart gekleed met pijpenkrullen.

Place des Vosges in Parijs

Jardin du Luxembourg

Met zonnig weer zitten de parken overvol. Het Jardin du Luxembourg is een prachtig park, met beelden van voorname koninginnen van Frankrijk: Mary, Queen of Scots, Anne van Bretagne en Marie de Medici – to name a few. In het Jardin des Tuileries is het zondagmiddag een mix van jong en oud die van het prachtige weer komt genieten. Naast me zitten jongeren op een bank met elkaar te kletsen. Ze luisteren op hun mobieltjes naar muziek: de soundtrack van Drive. Na een paar songs zet één van de jongens ineens iets anders op. Dan klinkt door de Jardin des Tuileries Joe Dassins Les Champs-Élysées. Ze zingen uitbundig mee.

Jardin du Luxembourg in Parijs

Quizvraag

En dan nog een quizvraag: in welke film uit 2011 speelt deze trap een belangrijke rol?

Église Saint Étienne du Mont van de Film Midnight in Paris in Parijs