Selecteer een pagina

Blog Portugal – Lissabon

‘Lissabon, Belém & Sintra’

4 t/m 7 november 2011

Tegeltjes galore. Wie niet van tegeltjes houdt, mijdt Lissabon.

Lissabon - Wijk Alfama Tegeltjes

5 november 2011 – Lissabon

1755

1755. Geen stad is zo met een jaartal verbonden als Lissabon. Ik ben geen straat tegengekomen met dat jaartal, laat staan een plein (waarvan de Portugese hoofdstad er nogal een hoop heeft, steevast met pompeus standbeeld) maar dat is ook niet gek; de Verenigde Staten heeft ook geen Avenue September 11th, Nederland geen Laan van 1672.

Aardbeving

In 1755 werd Lissabon getroffen door een zes minuten durende aardbeving die een kracht van 8.7 op de schaal van Richter moet hebben gehad. Doordat het Allerheiligen was zaten de kerken vol en hadden de inwoners thuis massaal kaarsen laten branden, met als gevolg dat na de aardbeving niet alleen de huizen en kerken waren ingestort, maar dat er ook een grote brand uitbrak. Daaroverheen kwam nog een vloedgolf die de centraal gelegen wijk Baixa overspoelde. De sporen van de ramp zijn vandaag de dag nog steeds zichtbaar: het centrum van Lissabon, de wijk Baixa, is bij lange na niet het bruisendste gedeelte van de stad. Het is een gebied van lange straten, sommigen enkel toegankelijk voor voetgangers, anderen net breed genoeg voor een tweebaansweg voor auto’s, die vanuit de oever van de Taag evenwijdig aan elkaar in noordelijke richting liggen, maar veel sfeer hangt er niet.

Doorkijkje

Een doorkijkje vanuit het Castelo São Jorge, steegjes, huizen en de overkapping van een fontein in de wijken Castelo en Alfama, plus een glansrol voor een poes en een duif aldaar: dat is wat je nu noemt een tantaluskwelling.

Lissabon - Castelo de São Jorge
Lissabon - de straten
Lissabon - De straten
Lissabon - Tegeltjes

De wijken van Lissabon

Dit is het vlakke gedeelte van Lissabon, maar ten westen en oosten van Baixa liggen verspreid allerlei buurten met een geheel eigen karakter: Chiado , direct aan de westkant van Baixa gelegen is de sjieke buurt, met flagship stores van Pepe Jeans, Nike, G-star, Levi’s, Apple en vooruit, Nespresso. Eveneens aan de westkant van Baixa ligt Bairro Alto, dat z’n naam eerder aan doet met allerlei hippe winkeltjes, restaurantjes, bars en clubs en pas tot leven komt als de winkels elders in de stad hun deuren hebben gesloten. Aan de oostkant ligt Sé, dat wordt gedomineerd door de kathedraal van Lissabon, gebouwd op – hoe symbolisch voor de Réconquista – de restanten van een moskee. Castelo, dat voor het grootste deel bestaat uit het Castelo São Jorge, een burcht die boven de stad uittorent en van waar uit je een prachtig uitzicht op Lissabon hebt. Maar het mooiste is Alfama, een volksbuurt die niet werd verwoest door de aardbeving van 1755.

Alfama

De wijk Alfama heeft nog steeds het stratenpatroon zoals dat door de Moorse overheersers in de Middeleeuwen is aangelegd. Dat wil niet zeggen dat de huizen ook zo oud zijn – die zijn van latere eeuwen – maar gebleven zijn de soms extreem smalle steegjes en doorkijkjes. Je kan er urenlang naar hartenlust dwalen; trapjes lijken nergens heen te leiden, maar als je ze volgt sta je ineens op een driesprong of op een klein plaatsje met enkele in weelderige kleuren geschilderde huizen. Als je je afvraagt waar ze in de Libelle, Viva of Margriet altijd die schilderachtige steegjes uit de fotoreportages vandaan halen: uit Alfama. Al is het huis nog zo onderkomen (en toegegeven, dat is best vaak het geval) het heeft een prachtige rustieke sfeer, zeker als de was buiten hangt. Helaas is de waarheid prozaïscher. Oude huisjes zijn tochtig en moeten nodig opgeknapt worden, maar daar is geen geld voor. Of ze worden opgepimpt tot poepsjieke appartementen en voor flinke bedragen verkocht. Op een van de balkons valt het zelfs in grote letters te lezen: ‘KAUFEN!’ Het heet gentrification, maar het is de dood voor de sfeer in zo’n volksbuurt.

Lissabon - Fontein in de wijk Alfama
Lissabon - De Straten van Wijk Alfama

Bruisend eten

Alles ademt in Lissabon sfeer. ‘s Avonds zijn de steegjes net zo verlaten als overdag, maar blijkt dat eethuisje dat overdag nog zo verlaten oogde ineens te bruisen. Op de tweede avond trof ik een Mozambikaans eettentje waar je voor nog geen tien euro heel aardig kunt eten. Het is geen haute cuisine, zo’n schaaltje rijst en kokossaus met garnalen, maar wel lekker.

De avond erna kwam ik in een Kaapverdisch eettentje terecht waarvoor m’n reisgids me vooraf had gewaarschuwd: het eten is er niet al te best, maar de sfeer is er geweldig. Dat klopte. Het brood dat ik als voorgerecht bestelde werd snel nog even bij de buurtsuper gehaald – ik kreeg dan ook vier sneetjes witbrood aangeboden. Het hoofdgerecht was een vis die maar voor een klein deel gaar en echt eetbaar was en de mintsaus deed z’n naam eer aan: het was de mintsmaak die alles overheerste. De kokkin stond in de keuken te dansen en te zingen, iets waar ze beter in bleek te zijn dan in koken. Maar wat gaf het; aan een lange tafel in het piepkleine eettentje zaten familie en vriendinnen druk met elkaar te praten en zo nu en dan begon één dame te zingen, haar optreden steevast beëindigend met een enthousiast uitgeroepen ‘YES!’ waarna ze het applaus van mij en de enige andere gasten (een Brits stel dat ook de Time Out reisgids bij zich had) dankbaar in ontvangst nam. Om maar te zeggen: een avond later at ik voor het drievoudige (maar nog steeds goedkoop) in een restaurantje in de Bairro Alto en was het toch echt een stuk minder gezellig.

Ponte 25 de Abril

Opvallend is dat Lissabon twee bouwwerken telt die vrijwel exacte kopieën zijn van bekende bouwsels elders in de wereld. De Ponte 25 de Abril is een goed geslaagde kopie van de Golden Gate Bridge in San Francisco, hij is zelfs gebouwd door dezelfde fabrikant, American Bridge Company, maar veel minder beroemd. De brug ligt een stuk westelijker van het centrum, maar je hebt er een prachtig uitzicht op vanaf die andere kopie die Lissabon telt: het Christusbeeld op de zuidoever van de Taag.

Lissabon - Ponte 25 de Abril

Cristo-Rei

Nouja, kopie. Laat ik het er op houden dat ook deze Cristo-Rei een beeld van Christus is, maar daar houdt de vergelijking wel mee op. Het is een kolossaal en ronduit protserig beeld dat slechts vijftig jaar oud is. Natuurlijk, de Portugezen zijn nette, godsvruchtige rooms-katholieke mensen maar ik heb een sterk vermoeden dat de enige reden waarom mensen een paar euro betalen om met de lift naar het uitzichtpunt te reizen toch is om van het magnifieke uitzicht op Lissabon te genieten. En terecht.

Lissabon - Monument Cristo Rei

Funiculars

De ‘otherworldly beauty’ waar de reisgids het over heeft, blijkt op verschillende momenten. In Lissabon rijden ontelbaar veel trams rond. Ze zijn vaak piepklein, daarom op elk moment van de dag bomvol en bij lange na niet de snelste methode om van A naar B te komen, maar het draagt er aan bij dat de stad een heel ouderwetse sfeer heeft. Nog authentieker zijn de drie funiculars: de Elevador da Bica, de Elevador da Glória en de Elevador do Lavra. Ze zijn nog kleiner dan de trams, stammen uit het einde van de negentiende eeuw en worden als een soort kabelbaan omhoog gesleept tegen de steile hellingen aan de west en oostkant van Baixa. Het is gezonder om tegen de heuvels op te lopen, maar een ritje in één van de funiculars – die inmiddels alledrie de status van monument genieten – is een must.

Lissabon - Elevador da Glória

6 november 2011 – Lissabon & Belém

Elevador de Santa Justa

En er is de Elevador de Santa Justa, gelegen aan de Rua do Ouro, een in 1901 geopende metalen lift, ontworpen door Gustave Eiffel-discipel Raul Mesnier de Ponsard. Wie snel vanuit Baixa naar het plein naast de ruïne van het Convento do Carmo wil, pakt de lift. Maar wat ook opvalt, is dat de stad nauwelijks internationale winkelketens kent. Als die er al zijn, dan betreft het damesmodezaken, maar ik als het op fastfoodrestaurants aankomt, is Lissabon – gelukkig – vrijwel onontgonnen terrein. Aan het Praça Dom Pedro IV, beter bekend als Rossio, vind je een McDonalds, maar dat is de enige. Geen Burger King, Kentucky Fried Chicken, Subway, of ga zo maar door.

Lissabon - Elevador de Santa Justa

Merkwaardig

De straatverkopers en sjacheraars zijn aan Lissabon niet voorbij gegaan. Dat leverde op zondagmorgen, toen Rossio nog bijna leeg was, nog een merkwaardig gesprek op. ‘You want to buy sunglasses?’ vroeg een man aan me. Ik bedankte. Nee, ik begreep het niet, dit was een echte RayBan! Ter verduidelijking duwde hij me de zonnebril onder de neus en wees op het merk. Ik bedankte opnieuw. ‘You want to buy a watch then?’ probeerde hij nu. Ik bedankte opnieuw. Marihuana dan? Dat laatste klinkt bijna als een oneerbaar voorstel, maar in Portugal is marihuana legaal. Coffeeshops ontbreken, met als gevolg dat overal op straat gedeald wordt.

Lissabon - Rossio Plein

Eigenlijk is Lissabon niet zozeer van een ‘otherworldly’ schoonheid, maar eerder van een schoonheid als van een andere tijd. De tijd heeft hier stil gestaan.

Openbaar vervoer

Op het eerste gezicht lijkt het openbaar vervoer in Lissabon uitstekend geregeld. Het hele arsenaal is in elk geval aanwezig. Over de trams en de funiculars schreef ik al, maar de stad heeft ook bussen, een metrostelsel en enkele ferries die dagelijks duizenden forenzen van en naar de zuidoever van de Taag brengen. Toch is het in de praktijk behelpen, omdat de metro maar een paar plaatsen in het centrum aandoet (en dan nog niet eens de toeristische trekpleisters) en de busverbindingen net zo matig zijn als in mijn eigen hometown Eindhoven. Ik kwam daar zondagmorgen achter toen ik na een wandeling langs het huis van fado-zangeres Amália Rodrigues en een bezoek bracht aan het Cemitério Inglês.

Cemitério Inglês

De Engelse begraafplaats Cemitério Inglês werd in 1654 door Dom João IV aan Oliver Cromwell beloofd. De Britse leider vond dat Lissabon behoefte had aan een protestants kerkhof. De Portugezen hadden er niet echt veel haast bij om hun belofte in te lossen; pas zeven decennia later werden de eerste werkzaamheden gestart en in 1729 vond de eerste begrafenis plaats. Tegen die tijd was Cromwell allang overleden en de Britse monarchie hersteld. Tegenwoordig is het Cemitério Inglês een sfeervolle begraafplaats, met de Britse schrijver Henry Fielding als beroemdste bewoner. Hij vertrok in 1754 naar Lissabon in de hoop zijn broze gezondheid – hij leed onder andere aan jicht en astma – te verbeteren en overleed twee maanden na aankomst.

Lissabon - Cemitério Inglês

Het Cemitério Inglês, aangelegd op verzoek van Oliver Cromwell. Op de onderste foto de bescheiden graftombe van schrijver Henry Fielding.

Lissabon - Cemitério Inglês - Graftombe Schrijver Henry Fielding

Jardim da Estrela

Het uitzicht vanuit de Basílica da Estrela, kijkende op de ingang van de Jardim da Estrela.

Lissabon - Jardim-da-Estrela

Hopeloos Busvervoer

Nadat ik een kijkje had genomen in het nabijgelegen parkje Jardim da Estrela en de Basílica da Estrela wilde ik met de bus naar Belém. Dat bleek een vrij hopeloze onderneming. Eerst bleek bij de bushalte waar ik stond geen bus te komen, toen ik de juiste halte had gevonden moest ik een half uur wachten en de bus beëindigde zijn route een halte te vroeg, waardoor ik niet meer wist waar ik moest overstappen op de volgende bus.

Beroemd taartje

Gelukkig kan je Belém vervolgens niet missen, al was het maar dankzij de gigantische rij die er staat voor de Antiga Confeitaria de Belém, een soort gebakszaak die wereldberoemde taartjes maakt. Ze zijn dermate beroemd dat er dagelijks meer dan tienduizend exemplaren worden gebakken, op heel drukke dagen zelfs meer dan het dubbele. De ‘pastéis de Belém’ worden gemaakt volgens een geheim recept en gaan bij sommige klanten met tientallen over de toonbank. Ik was nog bescheiden toen ik uit nieuwsgierigheid twee exemplaren bestelde en ja, ze zijn erg lekker; mierzoet en plakkerig, met een onderkant van bladerdeeg die al bij één hap uit elkaar valt. Ja, ik snap dat het taartje al jaren zeer succesvol is.

Mosteiro dos Jerónimos

Ik was naar Belém gekomen voor een bezoek aan het Mosteiro dos Jerónimos. Het klooster werd in 1501 gebouwd in opdracht van Manuel I met de opbrengsten van de Portugese handel met India. Het is een prachtig bouwwerk, bestaande uit een gigantisch klooster met eindeloze wandelgangen plus een kerk waar de graftombe van de grote Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama te bezichtigen is. Ze zijn gebouwd in een typische Portugese bouwstijl, het Manuelisme, een soort mengeling van de laatgotiek en de renaissance. 

Belém - Klooster Mosteiro dos Jerónimos
Belém - Klooster Mosteiro dos Jerónimos

Fotodrukte

Wel balen dat de toegang op zondagmorgen gratis is. Ik had sowieso gratis toegang dankzij mijn Lisbon Card, maar nu werd het klooster overspoeld door wel heel veel toeristen. Leuk voor hen, maar als je rustig foto’s wilt maken van de prachtig gedecoreerde plafonds, de gangen die letterlijk worden overschaduwd dankzij de laagstaande zon in deze tijd van het jaar, de gargoyles of de mooie binnenplaats, zit je verkeerd. Zeker als je geen mensen op je foto’s wil – zoals ik. Een enkele collega fotograaf snapt dat en blijft even wachten als ie je die ene mooie foto ziet maken, maar menig toerist loopt zonder op of om te kijken zo door het beeld; kan je weer een paar minuten wachten voordat de gang die je wilde fotograferen leeg is. Pas aan het begin van de middag begon het een beetje stiller te worden en kon ik in alle rust wat foto’s te maken. In de kerk bleef het echter druk, want daar is altijd gratis toegang. Die is wel een stuk minder spectaculair dan het klooster, al is het plafond indrukwekkend.

Belém - Klooster Mosteiro dos Jerónimos plafond kerk

Torre de Belém

Als je nog een stuk westelijker langs de oever van de Taag doorloopt, kom je na een kwartiertje lopen bij de Torre de Belém aan. Samen met het Mosteiro dos Jerónimos zijn deze twee bouwwerken de schoolvoorbeelden van het Manuelisme. Toch zie je in dit bouwwerk ook de invloeden van de Moorse bouwkunst duidelijker terugkomen, een invloed voortgekomen uit de eeuwenlange overheersing van Portugal door de Moren aan de andere kant van de Middellandse Zee. Maar waar het klooster vredelievende doeleinden had, is de Torre de Belém een oude wachttoren, gebouwd tussen 1514 en 1520 met als doel de haven van Lissabon te beschermen. 

Belém - Torre de Belém

De ligging is prachtig, vlak aan de oever en je kan de toren alleen bereiken over een houten loopbrug. Vanuit de oever zie je enkel de toren, maar aan de achterkant van de toren bevindt zich een binnenplaats met aan de randen kleine bastions – uitkijktorentjes van waaruit de Taag goed in de gaten kon worden gehouden. Tegenwoordig hangt er een landerige sfeer. Op de Taag voeren allesbehalve koopvaardijschepen of slagschepen voorbij, enkel kleine zeilbootjes. De landerige sfeer wordt bijna zweverig, al komt dat vooral door de panfluitmuziek die door enkele verkopers aan de oever op hard volume wordt gespeeld; ik hoor onder andere My Heart Will Go On en Wonderful Life voorbij komen. Ik dacht dat de Peruviaanse panfluitmaffia enkel Eindhoven terroriseerde, maar ze hebben inmiddels ook Lissabon veroverd.

Belém - Torre de Belém

7 november 2011 – Sintra

Sintra

Anton Pieck liet zich toen hij de Efteling ontwierp inspireren door het Roemeense stadje Sibiu. Het kan niet anders of de latere ontwerpers bij het attractiepark hebben voor ideeën ook een keer naar Sintra gekeken. Sintra is het bergdorpje zo’n 18 kilometer van de Atlantische Oceaan dat eeuwenlang het luxueuze vakantiestekje voor het Portugese koningshuis fungeerde. Verspreid over het dorpje en de directe omgeving liggen vele kastelen, parken en landhuizen.

Het ziet er allemaal dermate oogverblindend mooi uit dat Lord Byron, die in de negentiende eeuw in Sintra terecht kwam, het omschreef als ‘het paradijs op aarde’ en ‘het mooiste dorpje ter wereld.’ Gezien z’n – laten we het diplomatiek uitdrukken – promiscue levensstijl kan het ook aan de Portugese vrouwen en meisjes hebben gelegen dat ie Sintra hemels vond, maar dat neemt niet weg dat ook UNESCO onder de indruk was, Sintra in 1995 op de werelderfgoedlijst plaatste en het omschreef als ‘het eerste centrum van Europese romantische architectuur.’ Het gevolg is dat Sintra dan ook wordt overspoeld door dagjesmensen uit Lissabon. Vooral op maandag, als in de Portugese hoofdstad de musea zijn gesloten, rijden touringcars met Spanjaarden, Russen en Amerikanen af en aan door de veel te smalle straatjes van het dorp en de haarspeldbochten in de bergen.

Fontein

Fontein langs de weg tussen het treinstation en het centrum van Sintra.

Sintra - Fontein langs de weg tussen het treinstation en het centrum

Palácio Nacional de Sintra

Twee kastelen springen het meest in het oog. Allereerst is er het Palácio Nacional de Sintra, een paleis dat werd gebouwd op de plaats waar eerst de verblijfplaats van de Moorse overheersers was. Het werd in de twaalfde eeuw in bezit genomen door koning Afonso Henriques, toen hij Sintra heroverde op de Moren. Vanwege de prachtige omgeving, maar ook omdat het in Sintra steevast een paar graden koeler is dan in Lissabon, groeide het in de eeuwen erna uit tot verblijfplaats voor het Portugese koningshuis. En het uitzicht is er – ook in het dorp zelf – geweldig. 

Sintra - Palácio Nacional

Een dame snift terwijl ze het paleis bekijkt een paar keer haar neus en merkt op dat ze vis ruikt. ‘Dat kan kloppen,’ zegt de gids, terwijl die naar het raam wijst waardoor je de Atlantische Oceaan kan zien liggen. ‘We zitten hier vlakbij zee.’

Door de eeuwen heen is het paleis meerdere malen uitgebreid en de kamers zijn uitbundig gedecoreerd: tegeltjes tegen de muren en beschilderde plafonds. Het meest opvallend is de eksterkamer, met een plafond dat is beschilderd met 136 eksters (ik heb ze niet wel nageteld), elk met een roos in de mond en de tekst ‘Por Bem.’ Het is geïnspireerd door het verhaal van koning Dom João I die een roos aan een hofdame aanbood toen z’n echtgenote even niet oplette en de roos door een ekster werd weggegrist. Naar verluidt waren er indertijd 136 vrouwen aan het hof. 

Van buitenaf bekeken zijn het de twee kegelvormige schoorstenen die het meest in het oog springen. Ze zijn gebouwd boven de keuken van het paleis. Als je in de keuken staat valt dat eerst niet eens op, totdat je merkt dat er wel een flinke galm is als je praat. Kijk omhoog en dan zie je pas dat je zelfs ín de schoorsteen staat – een vreemde gewaarwording.

Sintra - Palácio Nacional

Palácio Nacional da Pena

Maar het kasteel dat pas echt het predikaat Eftelingkasteel verdient en dat vermoedelijk het meest heeft bijgedragen aan de plaats van Sintra op de werelderfgoedlijst van UNESCO is het Palácio Nacional da Pena. Het is in de negentiende eeuw gebouwd op de ruïnes van een oud klooster, op verzoek van koning Don Fernando II. Het is een merkwaardig allegaartje van stijlen: alles van de Oudheid tot de renaissance plus invloeden uit de Arabische wereld, het verre oosten en het manuelisme zijn erin verwerkt. Waar Duitsland Neuschwanstein heeft als megalomaan project, heeft Portugal dat in de vorm van het Palácio Nacional da Pena.

Sintra - Palácio Nacional da Pena

Dat neemt niet weg dat het allemaal natuurlijk wel prachtig is: de oude klokkentoren, de Arabisch ogende toegangspoort, de torentjes en boven alles: het uitzicht. Als je aan de achterkant van het kasteel komt, kan je wegkijken tot de Atlantische Oceaan, waarbij op de voorgrond eerst nog de ruïne van het negende eeuwse Moorse kasteel opdoemt. Het is overigens een weinig kindvriendelijk balkon; de kantelen zijn extreem laag en nergens staat een hekje zodat elke bezoeker die even niet oplet zo in de afgrond kan verdwijnen.

Sintra - Palácio Nacional da Pena
Sintra - Palácio Nacional da Pena
Sintra - Palácio Nacional da Pena Uitzicht

Cabo da Roca

Er is voldoende in Sintra te zien om er een hele dag te blijven, maar ik werd aangetrokken door een puntje aarde, zo’n twintig kilometer westelijker van dit dorp. Een puntje dat toevallig, toen de delen van oercontinent Pangaea langzaam uit elkaar gingen drijven uitgroeide tot het westelijkste puntje van het vasteland van Europa of, als je het groter wilt zien, van het gehele Euraziatische continent. Dat leek een ouder, Engelssprekend stel te zijn ontgaan, omdat ik ze hardop hoorde overleggen waar nu precies het westen lag. De Romeinen waren beter georiënteerd en noemden het Promontorium Magnum, bij de Portugezen heet het Cabo da Roca. Veel is er, afgezien van een monument, uiteraard getooid met een groot kruis, niet te zien. Het monument bevat wel een opschrift van Luís de Camões, een zeer beroemde dichter uit de zestiende eeuw dat leest: ‘Aqui, onde a terra se acaba e o mar começa.’ Oftewel: ‘hier, waar het land eindigt en de zee begint.’ Ik heb de Portugezen wel eens poëtischer gehoord, maar je kan ‘m geen ongelijk geven. 

Cabo da Roca - Atlantische-Oceaan

Heimwee

Zo wegkijkend over de Atlantische Oceaan begin je zowaar te snappen waar de Portugezen over zingen in de fado, die zo doordrongen is van saudade. Noem het geen heimwee, saudade is veel sterker dan dat. Tegenwoordig stap je in een vliegtuig en ben je in de kortst mogelijke tijd aan de andere kant van de wereld, maar de zeevaarders die in de vijftiende en zestiende eeuw vanuit Portugal op reis vertrokken zouden hun familie misschien nooit meer terug zien. Een reis in het grote onbekende. Het is een ultieme vorm van heimwee, van terugverlangen naar een plek waar je nooit meer zal komen. Daar gaat de fado over. Dat betekent saudade.